Veel mensen geloven dat kinderen erg gevoelig zijn en alles al lang doorhebben. Ik vraag me dan altijd af waarom ze dat zelf verleerd denken te zijn.
Wat ik zie bij de kinderen om me heen, is dat ze weliswaar heel ‘open’ staan maar net als veel volwassenen een nog ongedifferentieerde waarneming hebben. Kinderen moeten leren differentiëren op heel veel vlakken waaronder voelen, denken, emoties en energie. Alle waarneming moet getraind worden om steeds verfijnder te kunnen waarnemen. Dat je het zelf niet kan, betekent niet dat het niet bestaat of dat een kind iets kan dat jij nooit meer kan leren. Een danser voelt zijn lichaam veel specifieker dan een consultant die als wandelend hoofd door het leven gaat. En Nadal ontwikkelde een andere motorische beheersing dan Stradivari. Al deze verworvenheden zijn mogelijk binnen het mens-zijn.
We leven altijd in alle dimensies maar zijn ons niet in gelijke mate bewust van alle lagen waarop we acteren en ‘zijn’. Laat staan dat we waarnemingen uit al deze lagen toelaten in ons dagelijks bewustzijn. De meeste mensen hebben een redelijk ontwikkeld bewustzijn op fysiek, emotioneel en mentaal niveau. In ieder geval genoeg om op straat te overleven, een gesprekje te kunnen voeren over hoe ze zich voelen en om hun werk te kunnen doen zonder al te veel fouten.
De lagen waarop we maatschappelijk nog weinig onderscheidingsvermogen en bewustzijn toelaten, of de waarde er van zelfs actief ontkennen, zijn bijvoorbeeld:
- De dimensie van de verbeelding (waar creatie plaatsvindt)
- De dimensie van de intuïtie (waar je verstand de subtiliteit van het bestaan leert bevatten)
- De dimensie van ‘innerlijk weten’
- De dimensie van collectieve verhalen, archetypes, patronen en paradigma’s die tezamen ‘waar’ en dus delen van een geheel zijn
- De dimensie van ‘liefde’ (de natuurlijke drive om te creëren en te leren via verbinden)
Als we onszelf alleen verbinden op het fysieke, emotionele en mentale vlak, sluiten we de andere dimensies van het menselijk bestaan uit. In onze opvoedcultuur krijgen kinderen inderdaad veel aangeboden, ook vanuit de andere dimensies maar we leren hen niet hoe ze hier gebruik van kunnen maken.
In deze tijd gaat het er wat mij betreft om dat je kinderen leert om parallel waar te nemen zodat ze zichzelf vollediger leren te ervaren en zichzelf vanuit totaliteit kunnen aanbieden.
Gisteren vertelde mijn dochter van zeven over de baksteen en het plantje. Op school had ze geleerd hoe je als baksteen kunt denken of als plantje. Denken als een baksteen gaat ervan uit dat je iets niet kan leren maar bijvoorbeeld direct moet kunnen. Angst om te falen geeft weerstand en demotivatie. Ik kan het niet; ik wil het niet; het is te moeilijk. Denken als een plantje maakt van succes en falen een aaneenschakeling van leermomenten. Soms bijna ongeacht de uitkomst. Ik kan het wel; ik kan het leren en ik heb de tijd. De zogenaamde ‘growth mindset‘ van Stanford University psychologist Carol Dweck.
We hebben toen nagedacht of er nog een tussenvorm is. We bedachten dat ‘water’ daar een goed symbool voor is. Het stroomt mee met wat wordt aangeboden. Het past zich aan aan omstandigheden en vindt zijn eigen weg. Het werkt niet tegen en niet mee. Er gebeurd dan weinig onverwachts.
Door gebruik te maken van betekenisvolle symbolen kun je met kinderen steeds opnieuw het ruime, energetische veld van mogelijkheden vertalen naar andere dimensies, gedachten, emoties en omstandigheden. Door op deze manier woorden en beelden te geven aan energie, geef je alvast context aan mogelijke angstige gedachten, weerstanden en ‘pijn’. Dit verzacht en helpt een kind een evenwichtige innerlijke dialoog te ontwikkelen zodat het zichzelf kan ondersteunen als het zwaar wordt.
Een andere mogelijkheid is het gebruik van dieren. Als je moet zingen voor een publiek is het fijn om te doen alsof er een grote beer achter je staat die beschermt. Een nachtegaal op je schouder die toon houdt. Een paard dat in contact met je publiek blijft. Een pauw als je jezelf meer wil laten zien. Op deze manier leer je kinderen hulp in zichzelf op te roepen, waardoor ze moeilijke gevoelens en situaties aangaan in plaats van negeren of rationaliseren.
Het spelletje dat ik graag met kinderen doe, is denken aan andere mensen. Dit kan gewoon op afstand. De gekozen mensen projecteren we dan op ons ‘televisie scherm’ in ons hoofd. Als je met je ogen dicht aan andere mensen denkt, kun je (ook als je al groot bent) zien en voelen of iemand bijvoorbeeld ruim of krap in zijn lichaam aanwezig is. Of boven, onder of overal; meer open of meer dicht; meer links of rechts; meer voorop of meer naar achter. Of iemand een groot en actief of klein en rustig hoofd heeft. Of iemand zacht of hard aanvoelt.
Je kunt hier eindeloos naar kijken en je ziet steeds weer andere opvallende verschillen tussen mensen. Op een gegeven moment zien kinderen patronen. Ze herkennen dat ze zich bij bepaalde vrienden fijner voelen en koppelen daardoor energetische waarnemingen aan hun gevoel. Op die manier kunnen ze steeds beter onderscheiden wat goed voelt en dus goed voor henzelf is en bij wie ze zich bijvoorbeeld kleiner of groter voordoen dan ze zich werkelijk voelen.
Ik leer mijn kinderen dat ze zelf de baas zijn over hun eigen televisiescherm. Ze kunnen daar hun eigen zenders vullen met plaatjes, plannen, ideeën, wensen en behoeften. Het verschil met fantaseren is dat ik ze aanmoedig om focus te houden, door ze te leren ontwerpen te maken van een toekomstbeeld en dat steeds verder in te vullen.
Een ander voorbeeld kwam van de jongste, toen 3 jaar. Hij was met regelmaat zo boos dat hij zich voor iedereen afsloot. Dat vond hij tegelijk ook heel erg want dan kreeg hij van niemand hulp. “Het komt als een vulkaan, mama, en dan is het te laat, dan ontplof ik.” We hebben toen gepraat over kleine en grote dieren. Zodra de boosheid groter is dan hij, zo groot als een schaap, koe of olifant (ja, heel rustige dieren;)), kunnen we allemaal niets meer doen. Hij ook niet. Tot die tijd kan hij nog hulp inroepen. Op die manier leert hij een neutrale taal te verbinden met emoties. Door taal aan de bieden, ervaart hij dat hij er niet alleen voor staat. Je kunt na de boosheid altijd weer verbinding maken via het dier. Bovendien leert hij zo dat een emotie altijd een tijdelijke situatie is. Je traint hiermee het ‘observer’ standpunt, voorbij de identificatie met emoties. Daardoor kun je leren meerdere emoties parallel waar te nemen en te ervaren.
Mijn kinderen vertellen bijvoorbeeld ook over een ladekastje in hun buik. Dit bewaard gevoelens. Het laatje met grapjes raakt schijnbaar nooit leeg want als je er eentje uithaalt, komt er ook altijd eentje terug. Toen mijn zoon (weer) eens kwaad schreeuwend de trap op stampte, riep hij dat er nu veel te veel laatjes open waren om nog te praten. Hij noemde alle laatjes, ook het laatje van verdriet en brak open. Draaide zich om en kwam de trap af om te lachen om zijn eigen uitleg. Hij was drie! Dit kunnen veel volwassenen niet eens. Ze hebben geen idee wat ze aan moeten met zo’n hoeveelheid energie die tegelijk door hun lichaam beweegt. Door een deel van de realiteit, het moment, stelselmatig te ontkennen, ontstaan allerlei soorten zelfverwijt, projecties, angsten, ontkenningen, blokkades, misverstanden etc.
Ik vind het ontzettend belangrijk dat we onszelf en onze kinderen leren om de weg te kennen in onze innerlijke wereld. Gebruik te leren maken van alle onderdelen van de meest geavanceerde machine ter wereld. Alleen op die manier kun je het eigenaarschap pakken over jezelf. De zorg voor alle aspecten van jezelf moet je in eigen hand leren nemen en van daaruit kun je besluiten waar je wel en niet ‘ja’ tegen wil zeggen. Als je dat niet doet, maak je anderen voor jouw emoties, verlangens, eisen en ambities verantwoordelijk.
Je kunt elke dimensie van je waarneming en bewustzijn leren verbinden met andere dimensies zodat je altijd meerdere mogelijkheden hebt om iets beter, vollediger of constructiever te bevatten en op te lossen. Dat is navigeren door je innerlijke wereld.
Iedereen heeft voorkeursdimensies, waarin hij het meest ‘aanwezig’ is. Een sporter heeft vaak een ontwikkeld fysiek bewustzijn en iemand in het bedrijfsleven vaker mentaal. Een lichaamswerker verbindt bijvoorbeeld een fysieke, lichamelijke, waarneming met emoties die daarmee kunnen correleren en vertaald dat via de mentale dimensie. Zo begrijp je als cliënt, via de ander, wat er met je aan de hand is en hoe de therapeut je behandeld.